Om meer te weten te komen over de familiegeschiedenis van mijn vaders kant ben ik portretten gaan maken. Tot nu toe ben ik bij zes ooms en tantes langs geweest. Bij de portretten zocht ik naar het beeld waarop ze bijna ‘naakt’ zijn en aanraakbaar. Het zit hem in hoe ze op hun benen staan, hoe ze hun armen en handen langs hun lichaam houden, hoe ze uit hun ogen kijken. Ik laat rimpels en fronzen in hun gezicht, kreukels en vouwen in hun kleding, butsen en kale plekken op hun schoenen zien. In het begin vond ik het ongemakkelijk en pijnlijk mijn ooms en tantes zo vast te leggen. Later veranderde dat en kwamen er gevoelens van schoonheid en ontroering voor in de plaats. In samenwerking met mijn man, schrijver en journalist Ferry Wieringa zijn er ook verhalen (o.a. over de relatie met hun vader) bij gekomen (Hard//hoofd).
Oom Piet: ‘Mijn vader was een voorbeeld voor mij. Hij had oog voor iedereen. Hij hielp mensen die het zwaar hadden.’
Oom Frits: ‘Hoe mijn vader het voor elkaar kreeg weet ik niet, maar we waren niet arm. We hadden een normaal huis en te eten.’
Oom Wim: ‘Naar mijn vader kijk ik nooit. Toen Sjaak was geboren, kwam ie langs en zei: “Die moet je wegdoen.” Ik heb hem heel snel de deur gewezen.’
Tante Janny: ‘Ik liet me niks zeggen. Ik was tegen de draad in, ten minste: tegen mijn vader.’
Tante Ria: ‘Ik heb me tegen mijn vader afgezet. Ik was als de dood voor hem. Die blauwe ogen.’
Oom Piet, Tante Bep, Oom Frits, Tante Janny, Tante Ria, Oom Wim (alle tekeningen van top tot teen zijn 100 x 70 cm, alle close-ups 50 x 65 cm), kleurpotlood op papier.